Interview: Marco van Nek
Dood en verderf. Elke oorlog brengt het met zich mee. Niet alleen voor de strijdende partijen, maar ook voor degenen die hen uit elkaar proberen te houden, die tijdens vredesmissies willen helpen. Kolonel bij de Koninklijke Landmacht Ludy de Vos krijgt er in 1994 als kapitein in Bosnië en in 2008 als luitenant-kolonel in Afghanistan van dichtbij mee te maken. Hij verliest manschappen, anderen raken fysiek gewond en hij ziet er nog meer blijvende psychische schade oplopen. Bij Ludy zelf scheert een raket vlak over zijn hoofd en hij komt onder mitrailleurvuur te liggen. ‘Alle waanzin van de wereld ben ik tegengekomen.’
Ludy de Vos is een geboren Zeeuw en boerenzoon, maar zin om de boerderij over te nemen heeft hij nooit gehad. ‘Ik kom uit het gebied waar in de Tweede Wereldoorlog de Slag om de Schelde plaatsvond. Er was een Britse militair bij mijn grootouders ingekwartierd. Hij is elk jaar terug blijven komen, tot hij in 2019 overleed. Deze man vertelde mij wat er twintig jaar voor mijn geboorte was gebeurd. Ik hoorde van hem over mensen die vochten voor onze vrijheid, die hun leven daarvoor op het spel zetten. Ik kreeg een sterke drang om naar de Koninklijke Militaire Academie te gaan. Op mijn achttiende solliciteerde ik na mijn atheneum bij de landmacht, de luchtmacht en de mariniers. Ik werd overal aangenomen.’
Sterk maken, niet breken
Ludy’s grote wens om helikoptervlieger bij de luchtmacht te worden, kwam niet uit. ‘Eén van mijn ogen is minder, dus ik viel af.’ Mariniers dan? ‘Ik woonde honderd meter van het water, maar lange tijd op zee blijven leek me niks. Dus koos ik voor de infanterie. Wat die opleiding precies inhield, daar had ik niet echt een goed beeld bij, maar het leek me wel spannend en stoer om bij dit deel van de landmacht als leidinggevende te werken. De uitdagingen waren fysiek en mentaal soms zwaar, maar ik ging als een mes door de boter door de opleiding.’
Eenmaal afgestudeerd komt De Vos in 1987 als luitenant op de basis in het Duitse Seedorf terecht. ‘Twee weken later deed ik mee aan de grootste legeroefening sinds de Tweede Wereldoorlog: ‘Certain Strike’, met tienduizenden militairen uit tal van NAVO-landen. Indrukwekkend en vooral inspirerend. Het werd me duidelijk dat ik nog een boel kon leren.’ Later is hij vanaf dag één betrokken bij de Luchtmobiele Brigade. ‘Als kapitein had ik daar een bijzondere tijd. Iedere rode baret kwam langs bij mijn eenheid. Ik zat daar van mijn 28ste tot mijn 30ste als verantwoordelijke voor een opleiding en training. Ik kon de hele wereld aan, zo voelde het. Fysiek was ik supersterk. Maar ik paste wel op hoe ver ik mensen in opleiding liet gaan. Sterk maken was het doel, niet breken.’
Als Ludy wordt aangesteld als commandant van een infanteriecompagnie is hij weer uitvoerder in plaats van opleider. Hij krijgt de leiding over een eenheid van zo’n 130 militairen en vertrekt tijdens de Joegoslavische burgeroorlog met het 12e bataljon luchtmobiel naar Bosnië: Dutchbat 2. ‘We hadden daar vooral een observatie- en toezichttaak, moesten in de gaten houden dat de Bosnische vluchtelingen binnen de enclaves bleven en de Serviërs erbuiten.’
Sterk maken, niet breken
Ludy’s grote wens om helikoptervlieger bij de luchtmacht te worden, kwam niet uit. ‘Eén van mijn ogen is minder, dus ik viel af.’ Mariniers dan? ‘Ik woonde honderd meter van het water, maar lange tijd op zee blijven leek me niks. Dus koos ik voor de infanterie. Wat die opleiding precies inhield, daar had ik niet echt een goed beeld bij, maar het leek me wel spannend en stoer om bij dit deel van de landmacht als leidinggevende te werken. De uitdagingen waren fysiek en mentaal soms zwaar, maar ik ging als een mes door de boter door de opleiding.’
Eenmaal afgestudeerd komt De Vos in 1987 als luitenant op de basis in het Duitse Seedorf terecht. ‘Twee weken later deed ik mee aan de grootste legeroefening sinds de Tweede Wereldoorlog: ‘Certain Strike’, met tienduizenden militairen uit tal van NAVO-landen. Indrukwekkend en vooral inspirerend. Het werd me duidelijk dat ik nog een boel kon leren.’ Later is hij vanaf dag één betrokken bij de Luchtmobiele Brigade. ‘Als kapitein had ik daar een bijzondere tijd. Iedere rode baret kwam langs bij mijn eenheid. Ik zat daar van mijn 28ste tot mijn 30ste als verantwoordelijke voor een opleiding en training. Ik kon de hele wereld aan, zo voelde het. Fysiek was ik supersterk. Maar ik paste wel op hoe ver ik mensen in opleiding liet gaan. Sterk maken was het doel, niet breken.’
Als Ludy wordt aangesteld als commandant van een infanteriecompagnie is hij weer uitvoerder in plaats van opleider. Hij krijgt de leiding over een eenheid van zo’n 130 militairen en vertrekt tijdens de Joegoslavische burgeroorlog met het 12e bataljon luchtmobiel naar Bosnië: Dutchbat 2. ‘We hadden daar vooral een observatie- en toezichttaak, moesten in de gaten houden dat de Bosnische vluchtelingen binnen de enclaves bleven en de Serviërs erbuiten.’
‘Ik heb op eigen initiatief snel hulp gezocht en daar ben ik blij om.’
Zijn bataljon wordt door beide partijen op de proef gesteld en soms geïntimideerd. ‘Maar,’ zegt Ludy, ‘de aflossing van 1995, Dutchbat 3, kreeg het nog veel zwaarder. Zij maakten de val van de enclave Srebrenica mee.’ Toch zijn er ook onder zijn eigen manschappen mensen die het tijdens en na de missie niet meer aankunnen. Twee van hen benemen zichzelf het leven. Anderen hebben nog steeds problemen met wat ze daar hebben meegemaakt. ‘Tijdens de missie vielen binnen mijn eenheid twee gewonden bij het ruimen van mijnen. Edwin de Wolf verloor zijn been toen hij op een mijn stapte, Marcel Jacobs een deel van zijn voet. We reden ook met een voertuig op een verkeerd ingegraven anti-tankmijn. Ik was net uitgestapt en zag het gebeuren. En er is vaak op ons geschoten. Je wist niet altijd door wie. Bosniërs en Serviërs gaven elkaar de schuld.’
Het raakt de eenheidscommandant diep. Bij terugkeer in Nederland hoopt hij op ontspanning, maar hij merkt dat de pijp leeg is. ‘Ik vertoonde vormen van acute stress. Slapeloosheid, irritatie, niks kon me meer schelen. Mijn relatie was niet meer goed, het kostte me mijn huwelijk. Ik heb op eigen initiatief snel hulp gezocht en daar ben ik blij om. Dat heeft me snel weer balans laten vinden en daardoor kon ik de volgende stap zetten. Ik liep geen blijvende schade op.’
Volop beschietingen
Ludy legt vervolgens een bijzondere route binnen Defensie af. Eerst is hij docent stress en trauma voor militairen die op missie gaan, dan start hij als kapitein de opleiding middelbare defensievorming om vervolgens korte tijd in een logistieke functie te gaan werken en te worden bevorderd tot majoor. ‘Daarna werd ik gevraagd om algemeen beleidsadviseur van de bevelhebber van de landmacht te worden. Ik ging politieke adviezen geven. Geen idee wat dat zou inhouden. Ik was gewend uitvoerend militair te zijn, maar dit lag me ook. In die tijd deed ik naast werk ook nog een studie bedrijfskunde aan de Erasmusuniversiteit en ik leerde mijn huidige echtgenote kennen. We zijn nu twintig jaar samen.’
Inmiddels luitenant-kolonel wordt Ludy de Vos in 2002 politiek adviseur van de Commandant der Strijdkrachten. Dan is hij de verbindingsofficier naar het parlement. Een jaar later rolt hij in een functie om het ministerie van Defensie te reorganiseren. Drie jaar later wordt hij toch weer commandant van een militaire eenheid: het 11e luchtmobiele infanteriebataljon Garde Grenadiers en Jagers. Kort daarna gaat de eerste eenheid daarvan op missie naar Uruzgan in Afghanistan. ‘In juli 2006 was ik op vakantie in Normandië en hoorde ik dat één van mijn mannen, Bart van Boxtel, met een heli was neergestort, vermoedelijk uit de lucht geschoten met een raketwerper. En in april 2007 stapte Cor Strik op een bermbom tijdens de laatste actie voordat ze terug zouden keren naar Nederland.’
Het raakt de eenheidscommandant diep. Bij terugkeer in Nederland hoopt hij op ontspanning, maar hij merkt dat de pijp leeg is. ‘Ik vertoonde vormen van acute stress. Slapeloosheid, irritatie, niks kon me meer schelen. Mijn relatie was niet meer goed, het kostte me mijn huwelijk. Ik heb op eigen initiatief snel hulp gezocht en daar ben ik blij om. Dat heeft me snel weer balans laten vinden en daardoor kon ik de volgende stap zetten. Ik liep geen blijvende schade op.’
Volop beschietingen
Ludy legt vervolgens een bijzondere route binnen Defensie af. Eerst is hij docent stress en trauma voor militairen die op missie gaan, dan start hij als kapitein de opleiding middelbare defensievorming om vervolgens korte tijd in een logistieke functie te gaan werken en te worden bevorderd tot majoor. ‘Daarna werd ik gevraagd om algemeen beleidsadviseur van de bevelhebber van de landmacht te worden. Ik ging politieke adviezen geven. Geen idee wat dat zou inhouden. Ik was gewend uitvoerend militair te zijn, maar dit lag me ook. In die tijd deed ik naast werk ook nog een studie bedrijfskunde aan de Erasmusuniversiteit en ik leerde mijn huidige echtgenote kennen. We zijn nu twintig jaar samen.’
Inmiddels luitenant-kolonel wordt Ludy de Vos in 2002 politiek adviseur van de Commandant der Strijdkrachten. Dan is hij de verbindingsofficier naar het parlement. Een jaar later rolt hij in een functie om het ministerie van Defensie te reorganiseren. Drie jaar later wordt hij toch weer commandant van een militaire eenheid: het 11e luchtmobiele infanteriebataljon Garde Grenadiers en Jagers. Kort daarna gaat de eerste eenheid daarvan op missie naar Uruzgan in Afghanistan. ‘In juli 2006 was ik op vakantie in Normandië en hoorde ik dat één van mijn mannen, Bart van Boxtel, met een heli was neergestort, vermoedelijk uit de lucht geschoten met een raketwerper. En in april 2007 stapte Cor Strik op een bermbom tijdens de laatste actie voordat ze terug zouden keren naar Nederland.’
‘Na een week waren voedsel en water op.’
Ludy bezoekt zijn eenheden in Zuid-Afghanistan vaak, maar maakt tot dan zelf geen deel uit van die missie. Hij ervaart dan wel dat er volop beschietingen met raketten zijn. ‘Na de missie in 2007 had ik al mijn eenheden weer terug, maar het jaar daarna zijn we met het hele bataljon nog een keer gegaan. Voor sommige eenheden dus de tweede keer. Ten tijde van onze aankomst ging er elke week wel een bermbom af, bij ons vertrek soms meerdere per dag. We zijn daar in heftige gevechten verwikkeld geraakt. Zeker veertig van mijn manschappen raakten fysiek gewond. Veel van hen liepen er onder de spanning van dagelijkse beschietingen en bermbommen die afgingen psychische verwondingen op.’
Het meest vreselijk is het sneuvelen van Jos ten Brinke. ‘Hij maakte als genist deel uit van een grote patrouille van mij. Er stak een stofstorm op die maar niet stopte. Na een week waren voedsel en water op. Er kon en mocht niet worden gevlogen, dus ze konden ook niet worden bevoorraad. Ik moest de eenheid dus wel terughalen, maar had het gevoel dat het niet goed zou aflopen. Een half uur na mijn bevel terug te trekken, reed een pantservoertuig op een bermbom. Er waren vijf zwaargewonden en één dode: Jos. Voor mij was het toen de vraag: hoe krijg ik ze terug? Een dappere Amerikaan heeft dat voor mij opgelost. Hij heeft het bevel van zijn meerderen genegeerd en is met een helikopter gaan vliegen. Hij haalde mijn mannen daar weg. Dat zorgde wel voor een ethisch dilemma. Je mag eigenlijk geen doden en gewonden tegelijkertijd laten afvoeren. We hebben dat toch gedaan en pas nadat de heli landde bij het hospitaal op het kamp, heeft een arts officieel geconstateerd dat Jos dood was. De rest van de eenheid moest toen ook nog terug. Ze waren nog op twee dagen rijden van het kamp af. Ze zijn heel langzaam te voet teruggekomen. Met speciale apparatuur werd naar bermbommen gezocht om niet nog meer slachtoffers te laten vallen. Gelukkig is er verder niets meer voorgevallen.’
Grenzen van menselijke rek
Later in het jaar loopt Ludy op patrouille zelf in een hinderlaag. ‘Er ging een raket 50 centimeter over mijn hoofd. Onze voertuigen werden met raketten aangevallen. Daarna begonnen ze met automatische wapens te schieten. Ik was buiten en sprong snel in mijn voertuig, dook op de grond en probeerde met mijn teen de deur dicht te trekken terwijl de kogels buiten op het pantser tikten en mijn boordschutter boven mij vuurde op de tegenstanders. Het leek uren te duren voor dat lukte, maar het was nog geen minuut.’
Niet alleen Afghaanse Talibanstrijders of Afghaanse milities waren de tegenstanders. Er vochten onder andere ook Tsjetsjeense huurlingen in de oorlog mee. ‘Een patrouille van mij loopt langs een rivierbedding en wordt onder vuur genomen. Vanuit huizen, vanuit de moskee, overal vandaan wordt geschoten. Mijn mannen zoeken dekking in de rivierbedding, er zijn twee gewonden. Wij gaan er met voertuigen naartoe en zien vrouwen en kinderen die als schild worden gebruikt. We moeten zo manoeuvreren dat we de schutters kunnen uitschakelen zonder de vrouwen en kinderen te raken. Het zijn zware gevechten. Tientallen strijders. Mortieren. Anti-tankwapens.’
Bijzondere verbonden worden soms ook gesloten. ‘Er zijn daar warlords met wel duizend gewapende mannen. Die sluiten zich tegen betaling bij je aan. Betalen mag niet, maar wanneer je hen af en toe niet wat geld toeschuift, heb je duizend man minder om bermbommen op te sporen en de Taliban te bestrijden.’
Het meest vreselijk is het sneuvelen van Jos ten Brinke. ‘Hij maakte als genist deel uit van een grote patrouille van mij. Er stak een stofstorm op die maar niet stopte. Na een week waren voedsel en water op. Er kon en mocht niet worden gevlogen, dus ze konden ook niet worden bevoorraad. Ik moest de eenheid dus wel terughalen, maar had het gevoel dat het niet goed zou aflopen. Een half uur na mijn bevel terug te trekken, reed een pantservoertuig op een bermbom. Er waren vijf zwaargewonden en één dode: Jos. Voor mij was het toen de vraag: hoe krijg ik ze terug? Een dappere Amerikaan heeft dat voor mij opgelost. Hij heeft het bevel van zijn meerderen genegeerd en is met een helikopter gaan vliegen. Hij haalde mijn mannen daar weg. Dat zorgde wel voor een ethisch dilemma. Je mag eigenlijk geen doden en gewonden tegelijkertijd laten afvoeren. We hebben dat toch gedaan en pas nadat de heli landde bij het hospitaal op het kamp, heeft een arts officieel geconstateerd dat Jos dood was. De rest van de eenheid moest toen ook nog terug. Ze waren nog op twee dagen rijden van het kamp af. Ze zijn heel langzaam te voet teruggekomen. Met speciale apparatuur werd naar bermbommen gezocht om niet nog meer slachtoffers te laten vallen. Gelukkig is er verder niets meer voorgevallen.’
Grenzen van menselijke rek
Later in het jaar loopt Ludy op patrouille zelf in een hinderlaag. ‘Er ging een raket 50 centimeter over mijn hoofd. Onze voertuigen werden met raketten aangevallen. Daarna begonnen ze met automatische wapens te schieten. Ik was buiten en sprong snel in mijn voertuig, dook op de grond en probeerde met mijn teen de deur dicht te trekken terwijl de kogels buiten op het pantser tikten en mijn boordschutter boven mij vuurde op de tegenstanders. Het leek uren te duren voor dat lukte, maar het was nog geen minuut.’
Niet alleen Afghaanse Talibanstrijders of Afghaanse milities waren de tegenstanders. Er vochten onder andere ook Tsjetsjeense huurlingen in de oorlog mee. ‘Een patrouille van mij loopt langs een rivierbedding en wordt onder vuur genomen. Vanuit huizen, vanuit de moskee, overal vandaan wordt geschoten. Mijn mannen zoeken dekking in de rivierbedding, er zijn twee gewonden. Wij gaan er met voertuigen naartoe en zien vrouwen en kinderen die als schild worden gebruikt. We moeten zo manoeuvreren dat we de schutters kunnen uitschakelen zonder de vrouwen en kinderen te raken. Het zijn zware gevechten. Tientallen strijders. Mortieren. Anti-tankwapens.’
Bijzondere verbonden worden soms ook gesloten. ‘Er zijn daar warlords met wel duizend gewapende mannen. Die sluiten zich tegen betaling bij je aan. Betalen mag niet, maar wanneer je hen af en toe niet wat geld toeschuift, heb je duizend man minder om bermbommen op te sporen en de Taliban te bestrijden.’
‘Wij zijn daar om te helpen, maar ze proberen ons dood te maken.’
Wanneer hij erop terugkijkt, vindt Ludy de wijze waarop de missie in Afghanistan verliep soms onbegrijpelijk en surrealistisch. ‘Wij zijn daar om te helpen, maar ze proberen ons dood te maken. Als je er gebieden vrij maakt, kom je fabrieken tegen waar bermbommen worden geproduceerd. Daar werken 10- tot 14-jarigen die zijn gedrogeerd en volgegoten met haat. We namen hen mee, maar volgens de Conventie van Genève mag je geen kinderen vasthouden, ook niet als dat is om hen te helpen. Je loopt daar tegen de grenzen van de menselijke rek aan. Alle waanzin van de wereld ben ik er tegengekomen. Meer dan de helft van de militairen van één van mijn eenheden kampt nu nog steeds met psychische klachten als gevolg van de verschrikkingen van die missie. Zelf zie ik tot op de dag van vandaag ook de beelden van wat in Uruzgan allemaal is gebeurd, maar ik heb er mede door mijn Bosnië-ervaring gelukkig geen last van. Ik weet ermee om te gaan.’
Kort na terugkeer in Nederland overweegt Ludy de krijgsmacht te verlaten, maar hij blijft toch. Eerst opnieuw als beleidsadviseur van de Commandant der Strijdkrachten, daarna wordt hij - inmiddels als kolonel - commandant van de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Aan het stuur, op de plek waar hij zelf is opgeleid. ‘Mijn tijd daar eindigde in het rampjaar 2014. Mijn vader, mijn schoonmoeder en mijn hond overleden binnen een maand tijd. Dat was een dieptepunt in mijn leven. Ik vroeg mijzelf af ‘‘Wat ga je nu met je leven doen?’’’ Ludy blijft voor Defensie werken en wordt politiek strategisch analist bij het nieuwe Haagse Centrum voor Strategische Studies.
Tussen ratio en emotie
Ludy heeft tijdens die twee missies levenservaring opgedaan en is er vooral zachter door geworden. ‘Ik zie optimisme en humor als belangrijke ingrediënten in het leven. Ik straal altijd uit dat het goed komt en ben vrolijk. Dat botst weleens met de cultuur binnen Defensie. Ik heb geen enkele moeite met harde beslissingen nemen, maar je moet je gevoel nooit negeren. Er zou bij Defensie soms meer ruimte mogen zijn voor de weg tussen ratio en emotie.’
In 2016 vraagt de Commandant van de Landmacht of Ludy het Veteraneninstituut in Doorn wil gaan leiden. ‘Een bijzondere functie en gevoelsmatig een grote eer, dus ik zei onmiddellijk ja. Buiten mijn keus om mijn echtgenote Roos te trouwen, was dat de allerbeste beslissing in mijn leven. Alles komt in die functie samen. Wat ik heb geleerd, wie ik ben en waar ik voor sta. Als militair ben ik zelf op missies geweest en bij het Veteraneninstituut help ik mensen voor wie de verwerking van een traumatische militaire ervaring een complexe missie is geworden. Je kan hier het verschil maken door aandacht en waardering voor veteranen te vragen. Je kan zoveel voor hen en hun familieleden betekenen, vooral in het verbinden met de samenleving. En je bedient de samenleving door die bewust te maken van wat veteranen zijn, wat ze hebben meegemaakt en welke rollen ze ook nu nog kunnen vervullen. Bij het Veteraneninstituut is alles wat ik in het leven heb meegemaakt bij elkaar gekomen.’ En dan is er nog een grote verandering in de werkzaamheden van Ludy de Vos. ‘Ik heb nooit boer willen worden, maar na het overlijden van mijn vader in 2014 heb ik toch de boerderij overgenomen, waar ik nu soms ook werk. Sinds 1 januari 2021 zit mijn tijd bij het V.I. erop. Voorlopig ga ik een kleinere rol bij het nieuwe Nederlands Veteraneninstituut vervullen. Dat is fijn, want mijn hart blijft bij de veteranen en bij hun dierbaren liggen.’
Kort na terugkeer in Nederland overweegt Ludy de krijgsmacht te verlaten, maar hij blijft toch. Eerst opnieuw als beleidsadviseur van de Commandant der Strijdkrachten, daarna wordt hij - inmiddels als kolonel - commandant van de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Aan het stuur, op de plek waar hij zelf is opgeleid. ‘Mijn tijd daar eindigde in het rampjaar 2014. Mijn vader, mijn schoonmoeder en mijn hond overleden binnen een maand tijd. Dat was een dieptepunt in mijn leven. Ik vroeg mijzelf af ‘‘Wat ga je nu met je leven doen?’’’ Ludy blijft voor Defensie werken en wordt politiek strategisch analist bij het nieuwe Haagse Centrum voor Strategische Studies.
Tussen ratio en emotie
Ludy heeft tijdens die twee missies levenservaring opgedaan en is er vooral zachter door geworden. ‘Ik zie optimisme en humor als belangrijke ingrediënten in het leven. Ik straal altijd uit dat het goed komt en ben vrolijk. Dat botst weleens met de cultuur binnen Defensie. Ik heb geen enkele moeite met harde beslissingen nemen, maar je moet je gevoel nooit negeren. Er zou bij Defensie soms meer ruimte mogen zijn voor de weg tussen ratio en emotie.’
In 2016 vraagt de Commandant van de Landmacht of Ludy het Veteraneninstituut in Doorn wil gaan leiden. ‘Een bijzondere functie en gevoelsmatig een grote eer, dus ik zei onmiddellijk ja. Buiten mijn keus om mijn echtgenote Roos te trouwen, was dat de allerbeste beslissing in mijn leven. Alles komt in die functie samen. Wat ik heb geleerd, wie ik ben en waar ik voor sta. Als militair ben ik zelf op missies geweest en bij het Veteraneninstituut help ik mensen voor wie de verwerking van een traumatische militaire ervaring een complexe missie is geworden. Je kan hier het verschil maken door aandacht en waardering voor veteranen te vragen. Je kan zoveel voor hen en hun familieleden betekenen, vooral in het verbinden met de samenleving. En je bedient de samenleving door die bewust te maken van wat veteranen zijn, wat ze hebben meegemaakt en welke rollen ze ook nu nog kunnen vervullen. Bij het Veteraneninstituut is alles wat ik in het leven heb meegemaakt bij elkaar gekomen.’ En dan is er nog een grote verandering in de werkzaamheden van Ludy de Vos. ‘Ik heb nooit boer willen worden, maar na het overlijden van mijn vader in 2014 heb ik toch de boerderij overgenomen, waar ik nu soms ook werk. Sinds 1 januari 2021 zit mijn tijd bij het V.I. erop. Voorlopig ga ik een kleinere rol bij het nieuwe Nederlands Veteraneninstituut vervullen. Dat is fijn, want mijn hart blijft bij de veteranen en bij hun dierbaren liggen.’
Persoonlijk

Naam: Ludy de Vos
Geboren: 1964
Woont in: Schoonhoven
Komt uit: Kats
Missies: UNPROFOR Bosnië 1994, ISAF Afghanistan 2008
Burgerlijke stand: getrouwd met Roos
Kinderen: een zoon van 28 uit eerste huwelijk
Werk nu: was tot 1 januari 2021 directeur van het Veteraneninstituut in Doorn, nu Nederlands Veteraneninstituut
Verder: Ludy’s motto: ‘Leer en deel je ervaringen, vertel steeds het verhaal van wat je hebt meegemaakt. En blijf dichtbij je hart. Dat is de weg waarop de meeste mensen succesvol zijn.’
Geboren: 1964
Woont in: Schoonhoven
Komt uit: Kats
Missies: UNPROFOR Bosnië 1994, ISAF Afghanistan 2008
Burgerlijke stand: getrouwd met Roos
Kinderen: een zoon van 28 uit eerste huwelijk
Werk nu: was tot 1 januari 2021 directeur van het Veteraneninstituut in Doorn, nu Nederlands Veteraneninstituut
Verder: Ludy’s motto: ‘Leer en deel je ervaringen, vertel steeds het verhaal van wat je hebt meegemaakt. En blijf dichtbij je hart. Dat is de weg waarop de meeste mensen succesvol zijn.’