Interview: Marlies Rothoff
“Meemaken”. Dat is wat Erik Kuiper (59) veertig jaar geleden dacht toen hij op de eerste dag van zijn militaire dienstplicht de vraag kreeg of hij mee wilde op missie naar Libanon. Hij keek naar de posters om zich heen in de kazerne, kreeg een formulier onder zijn neus geschoven en vulde het in. Hij had wel zin in avontuur. Libanon. Nu zegt hij over de missie: “Ik ben er geforceerd volwassen geworden.”
Aan de tuintafel in Eindhoven, waar Erik woont, bladert hij door een ordner vol brieven. Hij heeft ze destijds zelf geschreven aan de thuisblijvers. “Het is voor mij als een soort dagboek uit die tijd. Ik heb ook gewoon alles opgeschreven wat ik dacht en meemaakte. Als ik dat nu lees, denk ik: jeetje, moest dat nou... Dan spreek ik nu als vader van twee kinderen, he. Een van de eerste dingen die mijn moeder zei toen ik terugkwam, was dat ik veranderd was.” In eerste instantie vond hij dat onzin. “Ik was nog steeds mezelf. Maar ik moet haar wel gelijk geven. Je ziet de verandering al in de brieven. In het begin was alles een avontuur. Tegen het eind van mijn missie schrijf ik dat ik toch wel graag naar huis wil.”
“Zo moet het ook geweest zijn in Rotterdam.”
Of het nou zo slim was…
De missie in Libanon verliep niet zonder slag of stoot. Hoewel het voor de jonge dienstplichtigen door defensie als een soort vakantieperiode werd omschreven, was er uiteindelijk veel geweld. Libanon wordt de ‘Moeder aller vredesmissies’ genoemd. Het was de eerste VN-missie waar Nederland als land aan mee mocht doen. “Ze wilden mensen niet verplichten om mee te gaan”, zegt Erik. “Dus kreeg je zo’n formulier onder je neus. Het moest een keuze zijn. Maar of het nou zo slim was om een stel 19-jarigen daar naartoe te sturen… Dat weet ik niet.”
Hij had er al bijna een jaar dienstplicht op zitten toen hij werd opgeroepen voor de missie. “Ik vond mezelf redelijk voorbereid. Toen ik besloot mee te gaan, kreeg ik nog zo’n drie maanden VN-training tot hospik. Er waren ook genoeg jongens die alleen maar die 2 á 3 maanden training hebben gehad voordat ze op missie gingen.”
We wisten niks van oorlog
Aangekomen in Libanon, bleek alles anders dan hij had verwacht. “De shock begon eigenlijk al op het moment dat we landden. Er stonden overal kapotte vliegtuigen. In de verte zwaaide een andere groep af en wij moesten naar de post. Dan rijd je al door een heel ander landschap, maar je ziet ook meteen de kapotgeschoten huizen. We wisten niks van oorlog. Ik kende wel de verhalen van mijn moeder die uit Rotterdam kwam en daar de Tweede Wereldoorlog had meegemaakt. Het eerste wat je dan denkt is: zo moet het dan ook geweest zijn in Rotterdam.”
Een van de dingen die hem direct aangrepen was de intense armoede in het land. “Gewoon mensonterend.” Erik, die tot nu toe rationeel over alles vertelde, krijgt een trilling in zijn stem als hij vertelt over het leven van de mensen rondom de militaire post. “Ze leefden van ons vuilnis. Dus van melk die over de datum was, sinaasappelen met groene schimmelplekken. Noem maar op. Als wij met onze vuilniswagen aan kwamen rijden, stonden er altijd wat jongens te wachten die dan in de wagen kropen om de laatste resten eruit te halen. En het stonk daar. Ik geef af en toe lezingen en dan zeg ik vaak dat ik zou willen dat ik een blik had met de geur van die plek. Moet je je voorstellen hoe een vuilnisbelt ruikt waar dagen achter elkaar de brandende zon op staat. Zo dus.”
Mannen mogen vrouwen niet helpen
Erik schudt zijn hoofd als hij eraan terugdenkt. Hij laat wat foto’s zien van de vuilnisplek en de jongens die daar hun eten kwamen halen. Als hospik kwam hij vaak bij de locals over de vloer. “Als er iets met ze was, kwamen wij langs. Als ze gewond waren, hadden ze door de slechte hygiëne vaak ook vieze wonden. En de mensen zelf stonken behoorlijk. Toch hielpen we ze graag, al werd dat soms bemoeilijkt. Zo stond er op een avond een stel mannen bij de post met een jonge vrouw die op het punt van bevallen stond. Wij mogen als hospik helpen bij bevallingen, maar wij waren mannen. Dus dat kon niet. Mannen mogen vrouwen niet helpen, al helemaal niet met een bevalling. Die mensen zijn uiteindelijk met die vrouw verder gegaan. Ze lag te kermen van de pijn en wij konden niks doen. Dat voelde wel als een cultuurshock. Vooral als je bent opgegroeid in het vrije Nederland waar zoiets niet speelt.”
De missie in Libanon verliep niet zonder slag of stoot. Hoewel het voor de jonge dienstplichtigen door defensie als een soort vakantieperiode werd omschreven, was er uiteindelijk veel geweld. Libanon wordt de ‘Moeder aller vredesmissies’ genoemd. Het was de eerste VN-missie waar Nederland als land aan mee mocht doen. “Ze wilden mensen niet verplichten om mee te gaan”, zegt Erik. “Dus kreeg je zo’n formulier onder je neus. Het moest een keuze zijn. Maar of het nou zo slim was om een stel 19-jarigen daar naartoe te sturen… Dat weet ik niet.”
Hij had er al bijna een jaar dienstplicht op zitten toen hij werd opgeroepen voor de missie. “Ik vond mezelf redelijk voorbereid. Toen ik besloot mee te gaan, kreeg ik nog zo’n drie maanden VN-training tot hospik. Er waren ook genoeg jongens die alleen maar die 2 á 3 maanden training hebben gehad voordat ze op missie gingen.”
We wisten niks van oorlog
Aangekomen in Libanon, bleek alles anders dan hij had verwacht. “De shock begon eigenlijk al op het moment dat we landden. Er stonden overal kapotte vliegtuigen. In de verte zwaaide een andere groep af en wij moesten naar de post. Dan rijd je al door een heel ander landschap, maar je ziet ook meteen de kapotgeschoten huizen. We wisten niks van oorlog. Ik kende wel de verhalen van mijn moeder die uit Rotterdam kwam en daar de Tweede Wereldoorlog had meegemaakt. Het eerste wat je dan denkt is: zo moet het dan ook geweest zijn in Rotterdam.”
Een van de dingen die hem direct aangrepen was de intense armoede in het land. “Gewoon mensonterend.” Erik, die tot nu toe rationeel over alles vertelde, krijgt een trilling in zijn stem als hij vertelt over het leven van de mensen rondom de militaire post. “Ze leefden van ons vuilnis. Dus van melk die over de datum was, sinaasappelen met groene schimmelplekken. Noem maar op. Als wij met onze vuilniswagen aan kwamen rijden, stonden er altijd wat jongens te wachten die dan in de wagen kropen om de laatste resten eruit te halen. En het stonk daar. Ik geef af en toe lezingen en dan zeg ik vaak dat ik zou willen dat ik een blik had met de geur van die plek. Moet je je voorstellen hoe een vuilnisbelt ruikt waar dagen achter elkaar de brandende zon op staat. Zo dus.”
Mannen mogen vrouwen niet helpen
Erik schudt zijn hoofd als hij eraan terugdenkt. Hij laat wat foto’s zien van de vuilnisplek en de jongens die daar hun eten kwamen halen. Als hospik kwam hij vaak bij de locals over de vloer. “Als er iets met ze was, kwamen wij langs. Als ze gewond waren, hadden ze door de slechte hygiëne vaak ook vieze wonden. En de mensen zelf stonken behoorlijk. Toch hielpen we ze graag, al werd dat soms bemoeilijkt. Zo stond er op een avond een stel mannen bij de post met een jonge vrouw die op het punt van bevallen stond. Wij mogen als hospik helpen bij bevallingen, maar wij waren mannen. Dus dat kon niet. Mannen mogen vrouwen niet helpen, al helemaal niet met een bevalling. Die mensen zijn uiteindelijk met die vrouw verder gegaan. Ze lag te kermen van de pijn en wij konden niks doen. Dat voelde wel als een cultuurshock. Vooral als je bent opgegroeid in het vrije Nederland waar zoiets niet speelt.”
“Gelukkig hebben wij er geen last van,
ze schieten toch alleen op elkaar.”
Medische hulp verlenen als hospik was een van de weinige manieren waarop hij de mensen in Libanon echt kon helpen. “Als soldaat kon je er eigenlijk niks. De opdracht die we meekregen vanuit de VN was dat we daar als neutrale macht zaten. We mochten alleen schieten als we werden aangevallen. We hadden zware wapens, maar we konden er eigenlijk niks mee. In de tussentijd moesten we ervoor zorgen dat Israëlische troepen zich zouden terugtrekken en dat de Libanese macht hersteld werd. Maar daar trokken de verschillende groepen waar we tussenin stonden zich niks van aan.”
Erik kwam er overigens pas later achter dat er 34 verschillende gewapende groepen waren, waar zij als VN tussen moesten staan. Erik bladert door naar een brief waar hij een van de veel voorkomende beschietingen beschrijft. Tijdens het bladeren vertelt hij alvast: “Ik heb avonden op het dak van de post gestaan en gekeken naar over en weer vliegende raketten. Aan de ene kant had je de PLO, de Palestijnse troepen dus, en aan de andere kant had je de Israëliërs.” Hij leest een fragment voor uit de brief: “Een paar honderd meter van de post slaat een granaat in. Alles trilt. Gelukkig hebben wij er verder geen last van, ze schieten toch alleen op elkaar.”
Zoveel jaar later is hij pas geschrokken van de toon in zijn eigen brieven. Wat was hij gewend geraakt aan het geweld. Of misschien was het misverstand wel jezelf veilig wanen, want je had die blauwe baret. “Het is uiteindelijk een godswonder dat er maar negen Nederlanders om het leven kwamen tijdens die missie. Waarvan eentje door een mijn. De anderen kwamen om het leven door ongelukken, ziekten of door eigen wapens.”
Erik kwam er overigens pas later achter dat er 34 verschillende gewapende groepen waren, waar zij als VN tussen moesten staan. Erik bladert door naar een brief waar hij een van de veel voorkomende beschietingen beschrijft. Tijdens het bladeren vertelt hij alvast: “Ik heb avonden op het dak van de post gestaan en gekeken naar over en weer vliegende raketten. Aan de ene kant had je de PLO, de Palestijnse troepen dus, en aan de andere kant had je de Israëliërs.” Hij leest een fragment voor uit de brief: “Een paar honderd meter van de post slaat een granaat in. Alles trilt. Gelukkig hebben wij er verder geen last van, ze schieten toch alleen op elkaar.”
Zoveel jaar later is hij pas geschrokken van de toon in zijn eigen brieven. Wat was hij gewend geraakt aan het geweld. Of misschien was het misverstand wel jezelf veilig wanen, want je had die blauwe baret. “Het is uiteindelijk een godswonder dat er maar negen Nederlanders om het leven kwamen tijdens die missie. Waarvan eentje door een mijn. De anderen kwamen om het leven door ongelukken, ziekten of door eigen wapens.”
Ik had sowieso niks kunnen doen
Een van de jongens die door een ongeluk om het leven kwam, zat bij hem op de post. Het gebeurde toen hij net in Libanon was, maar heeft veertig jaar na dato nog steeds veel impact. “Het was op 4 december 1980. Ik was er zelf niet bij, want ik was op opdracht. Die jongen, Gerrit Jan van Barneveld, kwam eigenlijk door een akelige fout om het leven.
Zie, we hadden met zijn allen op dat moment een ‘can do’-mentaliteit. We fiksten alles en alles lukte. Dus toen er in de elektriciteitsmast op de kazerne een draad loshing, dacht Van Barneveld die ook wel te fiksen. Ondanks protest van mensen hogerop, klom hij toch de mast in. Het leek goed te gaan tot hij zijn evenwicht verloor. Hij greep de loshangende kabel, die dus gewoon nog onder stroom stond en viel daarna naar beneden. We weten niet of hij al dood was voor hij de grond raakte. Heel veel jongens hebben dit zien gebeuren en het ongeluk had vanzelfsprekend een ontzettend grote invloed op iedereen van onze post.”
Een tijd lang neemt Erik het zichzelf kwalijk dat het ongeluk gebeurde. “Het voelt heel hulpeloos dat je niks kunt doen op zo’n moment. Daarnaast was ik op opdracht dus had ik sowieso niks kunnen doen. Maar daarna had ik het gevoel dat ik nog nooit zo dicht bij God heb gestaan. We kregen de dagen na het ongeluk gesprekken met de dominee en de geestelijk verzorger van de post. Het was de eerste keer dat ik daar echt mee in aanraking kwam. Ik geloofde nergens in voor dat ongeluk gebeurde. Dat stond ook op mijn plaatje. Maar vanaf dat moment geloofde ik dat er iets was.
Meer was dan alleen dit.”
Een van de jongens die door een ongeluk om het leven kwam, zat bij hem op de post. Het gebeurde toen hij net in Libanon was, maar heeft veertig jaar na dato nog steeds veel impact. “Het was op 4 december 1980. Ik was er zelf niet bij, want ik was op opdracht. Die jongen, Gerrit Jan van Barneveld, kwam eigenlijk door een akelige fout om het leven.
Zie, we hadden met zijn allen op dat moment een ‘can do’-mentaliteit. We fiksten alles en alles lukte. Dus toen er in de elektriciteitsmast op de kazerne een draad loshing, dacht Van Barneveld die ook wel te fiksen. Ondanks protest van mensen hogerop, klom hij toch de mast in. Het leek goed te gaan tot hij zijn evenwicht verloor. Hij greep de loshangende kabel, die dus gewoon nog onder stroom stond en viel daarna naar beneden. We weten niet of hij al dood was voor hij de grond raakte. Heel veel jongens hebben dit zien gebeuren en het ongeluk had vanzelfsprekend een ontzettend grote invloed op iedereen van onze post.”
Een tijd lang neemt Erik het zichzelf kwalijk dat het ongeluk gebeurde. “Het voelt heel hulpeloos dat je niks kunt doen op zo’n moment. Daarnaast was ik op opdracht dus had ik sowieso niks kunnen doen. Maar daarna had ik het gevoel dat ik nog nooit zo dicht bij God heb gestaan. We kregen de dagen na het ongeluk gesprekken met de dominee en de geestelijk verzorger van de post. Het was de eerste keer dat ik daar echt mee in aanraking kwam. Ik geloofde nergens in voor dat ongeluk gebeurde. Dat stond ook op mijn plaatje. Maar vanaf dat moment geloofde ik dat er iets was.
Meer was dan alleen dit.”
“Op Schiphol spatte alles uit elkaar.”
Al vrij snel na het ongeluk moesten de jongens weer gewoon aan het werk, door met opdrachten. Door in het moment. Ook na de missie, bij terugkomst in Nederland, werd er geen ruimte gemaakt voor de jongens op de post om het met z’n allen nog eens te hebben over wat er allemaal gebeurd was in Libanon. “Op Schiphol spatte alles uit elkaar. Iedereen ging naar huis en je hoorde eigenlijk niks meer van ze.” Toch weet Erik te vertellen dat meerdere jongens in hun latere leven PTSS hebben gekregen, onder andere doordat ze het ongeluk van Gerrit Jan zagen gebeuren.
Wat nou als dit gewoon vijf jaar na dato was gebeurd?
Zevenentwintig jaar na de missie besloot Erik Kuiper om een bijeenkomst voor zijn post te organiseren. “In 2001/2002 kregen we een veteranenstatus. Vanaf die tijd is er veel veranderd in de omgang met de impact van missies en oorlogen. Er kwamen platforms waar je elkaar kon ontmoeten en zo kwamen eindelijk de verhalen los. Ik heb rond die tijd contact opgenomen met de jongens die met mij in Libanon zaten, en met de broer en zus van Gerrit Jan. Die zaten ook nog met allerlei vragen. De dag van de bijeenkomst kon iedereen zijn verhaal doen. Vertellen wat ze in die 27 jaar nog meedroegen. We konden voor het eerst huilen met elkaar om alles wat er gebeurd was. Dat mocht ook gewoon. Iets wat heel lastig is voor die mannen. We hebben die dag allemaal een waxinelichtje aangestoken en dat bij Gerrit Jan zijn portret gezet. Ik krijg er nog kippenvel van als ik het vertel.”
Zo vonden veel mannen na 27 jaar toch rust. Erik is daar blij om, maar baalt er ook van. “Wat nou als dit gewoon vijf jaar na dato was gebeurd? Dan hadden die jongens niet hoeven lijden.”
Er is veel veranderd in de tussentijd. “Als je nu naar Afghanistan wordt uitgezonden, ga je eerst twee weken bijkomen op Kreta met zijn allen voor je naar Nederland gaat. Het is ook een voordeel dat het leger nu een beroepsleger is. De mensen worden beter voorbereid op situaties, en ze zijn al wat ouder.”
Wat nou als dit gewoon vijf jaar na dato was gebeurd?
Zevenentwintig jaar na de missie besloot Erik Kuiper om een bijeenkomst voor zijn post te organiseren. “In 2001/2002 kregen we een veteranenstatus. Vanaf die tijd is er veel veranderd in de omgang met de impact van missies en oorlogen. Er kwamen platforms waar je elkaar kon ontmoeten en zo kwamen eindelijk de verhalen los. Ik heb rond die tijd contact opgenomen met de jongens die met mij in Libanon zaten, en met de broer en zus van Gerrit Jan. Die zaten ook nog met allerlei vragen. De dag van de bijeenkomst kon iedereen zijn verhaal doen. Vertellen wat ze in die 27 jaar nog meedroegen. We konden voor het eerst huilen met elkaar om alles wat er gebeurd was. Dat mocht ook gewoon. Iets wat heel lastig is voor die mannen. We hebben die dag allemaal een waxinelichtje aangestoken en dat bij Gerrit Jan zijn portret gezet. Ik krijg er nog kippenvel van als ik het vertel.”
Zo vonden veel mannen na 27 jaar toch rust. Erik is daar blij om, maar baalt er ook van. “Wat nou als dit gewoon vijf jaar na dato was gebeurd? Dan hadden die jongens niet hoeven lijden.”
Er is veel veranderd in de tussentijd. “Als je nu naar Afghanistan wordt uitgezonden, ga je eerst twee weken bijkomen op Kreta met zijn allen voor je naar Nederland gaat. Het is ook een voordeel dat het leger nu een beroepsleger is. De mensen worden beter voorbereid op situaties, en ze zijn al wat ouder.”
“Dan ben je nog maar twintig.”
Als Erik terugkijkt op zijn missie in Libanon heeft hij zeker geen spijt dat hij is gegaan. “Ik ben er ook trots op dat ik daar heb gezeten. Dat ik dingen voor de mensen daar heb kunnen doen. Iets heb kunnen betekenen. Die mensen zijn ons nog steeds dankbaar. Maar het tekent je wel. Je kijkt anders tegen de wereld aan. Tegen de cultuur aan. Tegen de VN aan. Israël, noem maar op. Je neemt het allemaal mee. Als je na zes maanden de balans opmaakt, dan ben je nog maar twintig. Maar wel volwassener dan je leeftijdsgenoten die thuisbleven. Nu, veertig jaar later, merk ik nog steeds dat ik anders kijk naar de samenleving door de dingen die ik toen heb meegemaakt.”
Persoonlijk
Naam: Erik Kuiper
Geboren: 1961 - 2024
Woont in: Eindhoven
Komt uit: Rijswijk
Missie: Libanon 1980-1981, als hospik
Getrouwd met: Stephanie Kuiper-Van Herwijnen (ook leren kennen in het Veteranen-circuit)
Kinderen: een zoon (Mark) en een dochter (Nora) uit een eerder huwelijk
Werkt nu: bij de Efteling als machinist van de stoomlocomotief en bij het UWV als coach
Verder: heeft in 2016 Syrische vluchtelingen taalles gegeven en werkte in het onderwijs. Erik was initiatiefnemer van de ‘Witte Anjer’, de bloem die veteranen op Veteranendag dragen. Dit herkennings- en gedenkteken is een variant op de poppy, de klaproos die voor de Engelse veteranen symbool staat voor hun gedeelde ervaringen. Erik Kuiper geeft lezingen over zijn missie in Libanon. Onder andere op scholen en aan iedereen die hem vraagt om erover te vertellen.
Geboren: 1961 - 2024
Woont in: Eindhoven
Komt uit: Rijswijk
Missie: Libanon 1980-1981, als hospik
Getrouwd met: Stephanie Kuiper-Van Herwijnen (ook leren kennen in het Veteranen-circuit)
Kinderen: een zoon (Mark) en een dochter (Nora) uit een eerder huwelijk
Werkt nu: bij de Efteling als machinist van de stoomlocomotief en bij het UWV als coach
Verder: heeft in 2016 Syrische vluchtelingen taalles gegeven en werkte in het onderwijs. Erik was initiatiefnemer van de ‘Witte Anjer’, de bloem die veteranen op Veteranendag dragen. Dit herkennings- en gedenkteken is een variant op de poppy, de klaproos die voor de Engelse veteranen symbool staat voor hun gedeelde ervaringen. Erik Kuiper geeft lezingen over zijn missie in Libanon. Onder andere op scholen en aan iedereen die hem vraagt om erover te vertellen.
We Lost One van Mieke van Zundert voor Erik Kuiper
Extra's |
|