Interview: Anita van Rootselaar
Op de Brunssumse eettafel van Debby Werry (50) ligt een fotoboek. Het zijn de foto's van Sarajevo, waarnaar Debby op haar 24e werd uitgezonden voor een NAVO-vredesmissie, kort na de ontwapening van het gebied in 1995. Lange tijd lag dat boek ver weg opgeborgen in de kast, samen met haar herinneringen aan en de woorden over die missie.
Inmiddels kan ze erover vertellen.
Inmiddels kan ze erover vertellen.
Het verhaal van Debby is een verhaal van leed en van mooie momenten. Van een meisje dat haar benen was verloren en voortgeduwd werd in een rolstoel, maar tóch lachte; van dames in hun mooiste jurk op het terras nu de oorlog voorbij was. Maar ook van dat ene traumatische moment waarvan Debby zich tot op de dag van vandaag weinig kan herinneren.
Ze wijst aan op een kaart: "In de oorlog was Sarajevo helemaal omringd door Serviërs. De bewoners konden geen kant op, de enige optie was het vliegveld. Schietschijven waren ze.” Dan, met haar vinger bij een plek midden in Sarajevo: "Wij lagen hier, in dit gebouw naast de Amerikaanse ambassade.”
Ze wijst aan op een kaart: "In de oorlog was Sarajevo helemaal omringd door Serviërs. De bewoners konden geen kant op, de enige optie was het vliegveld. Schietschijven waren ze.” Dan, met haar vinger bij een plek midden in Sarajevo: "Wij lagen hier, in dit gebouw naast de Amerikaanse ambassade.”
Marmer en loopgraven
Debby Werry kwam in april 1996 aan in Sarajevo. Daar woedde van 1992 tot 1995 een burgeroorlog, na het uiteenvallen van Joegoslavië. "Het eerste wat we zagen was ravage. Flats die kapotgeschoten waren. Loopgraven. Kapotte tanks die nog op de weg lagen”, herinnert ze zich.
De dag ervoor was Debby geland in Zagreb, waar een overnachting was geboekt in het luxe Sheraton-hotel. "Bakken met marmer, dat had ik nog nooit gezien. De dag erop kom je ergens waar de zandzakken voor de ramen liggen. Het contrast was ontzettend groot. Gek genoeg gaat er dan een knop om. Je ziet wel dingen die je niet leuk vindt, maar op dat moment ervaar je niet dat het zo heftig is als het naderhand blijkt te zijn geweest.”
Debby Werry kwam in april 1996 aan in Sarajevo. Daar woedde van 1992 tot 1995 een burgeroorlog, na het uiteenvallen van Joegoslavië. "Het eerste wat we zagen was ravage. Flats die kapotgeschoten waren. Loopgraven. Kapotte tanks die nog op de weg lagen”, herinnert ze zich.
De dag ervoor was Debby geland in Zagreb, waar een overnachting was geboekt in het luxe Sheraton-hotel. "Bakken met marmer, dat had ik nog nooit gezien. De dag erop kom je ergens waar de zandzakken voor de ramen liggen. Het contrast was ontzettend groot. Gek genoeg gaat er dan een knop om. Je ziet wel dingen die je niet leuk vindt, maar op dat moment ervaar je niet dat het zo heftig is als het naderhand blijkt te zijn geweest.”
“Ik dacht: iedereen heeft wapens ingeleverd. Heel naïef eigenlijk.”
Een beeld bij wat ze in Bosnië aan zou treffen had Debby van tevoren niet. "Je ziet de beelden op televisie, maar je hebt geen idee wat je voelt als je in dat land aankomt. De geur, de sfeer, dat kan ook niemand je uitleggen denk ik. Ik dacht: iedereen heeft de wapens ingeleverd, wij zijn er alleen om toezicht te houden en te helpen. Heel naïef eigenlijk. Je voelde intussen dat er voortdurend spanning aanwezig was.”
"Een keer kwam ik een vrouw tegen die les gaf op een school voor dove en blinde kinderen. Ze vertelde dat ze in de oorlog naar de vuilnisbelt moesten om eten te zoeken. Ze hadden geen onderkomen, konden geen kant op. Dat zijn verhalen die nú pijn doen. Op dat moment denk je er niet bij na. Je mag ook niet helpen. Dat is frustrerend, heel frustrerend. Ik heb bij het VN-kantoor dat aan hulpgoederen deed gevraagd: kunnen júllie iets doen? Het antwoord was gewoon keihard nee. Je voelt je dan heel machteloos.”
Ze vertelt het met tranen. Die waren er lang niet, maar nu ze er zijn lijkt het alsof ze blijven komen. Het zijn alle stukken bij elkaar, legt ze uit. Het is de berg oprijden en een meisje in een rolstoel zien, dat haar benen verloren heeft. Het is een ziekenhuis binnen gaan waar een opa en oma liggen die op een mijn zijn gestapt.
"Een keer kwam ik een vrouw tegen die les gaf op een school voor dove en blinde kinderen. Ze vertelde dat ze in de oorlog naar de vuilnisbelt moesten om eten te zoeken. Ze hadden geen onderkomen, konden geen kant op. Dat zijn verhalen die nú pijn doen. Op dat moment denk je er niet bij na. Je mag ook niet helpen. Dat is frustrerend, heel frustrerend. Ik heb bij het VN-kantoor dat aan hulpgoederen deed gevraagd: kunnen júllie iets doen? Het antwoord was gewoon keihard nee. Je voelt je dan heel machteloos.”
Ze vertelt het met tranen. Die waren er lang niet, maar nu ze er zijn lijkt het alsof ze blijven komen. Het zijn alle stukken bij elkaar, legt ze uit. Het is de berg oprijden en een meisje in een rolstoel zien, dat haar benen verloren heeft. Het is een ziekenhuis binnen gaan waar een opa en oma liggen die op een mijn zijn gestapt.
“Je mag ook niet helpen. Dat is frustrerend, heel frustrerend.”
"Die VN-jongens kijken naar het grote plaatje, dat snapte ik ook wel. Maar toch... als je de individuele verhalen hoort van mensen, dan is het schrijnend. Er staan elke dag mensen voor de poort. Volwassenen, kinderen. Die laatsten kwamen voor snoepjes. Officieel mocht je niks geven, maar dat deed je dan toch, om het idee te hebben dat je iemand een beetje blij kon maken.”
Met je uzi naar de wc
Debby was een stuk minder goed voorbereid dan de militairen die nú op missie gaan, denkt ze. "Voordat ik naar Sarajevo vertrok heb ik één week Joegoslavië-opleiding gehad”, legt ze uit. "Dan moet je nog een keer schieten, kijken of je nog aan de eisen voldoet. Daarnaast leer je iets over het land, wat er gebeurd is en hoe het nu is, en that’s it.”
Zij werd individueel uitgezonden, niet met een eenheid. Aanvankelijk was het de bedoeling dat ze administratief ondersteuner werd. Uiteindelijk deed ze van alles en nog wat: van chauffeuse tot en met postbode en helpen bij het geven van eerste hulp. Sarajevo was haar allereerste missie, in een land met een geschiedenis, een cultuur en mensen die ze niet kende: dat zijn veel nieuwe dingen. Toch voelde dat niet zo, zegt ze.
Met je uzi naar de wc
Debby was een stuk minder goed voorbereid dan de militairen die nú op missie gaan, denkt ze. "Voordat ik naar Sarajevo vertrok heb ik één week Joegoslavië-opleiding gehad”, legt ze uit. "Dan moet je nog een keer schieten, kijken of je nog aan de eisen voldoet. Daarnaast leer je iets over het land, wat er gebeurd is en hoe het nu is, en that’s it.”
Zij werd individueel uitgezonden, niet met een eenheid. Aanvankelijk was het de bedoeling dat ze administratief ondersteuner werd. Uiteindelijk deed ze van alles en nog wat: van chauffeuse tot en met postbode en helpen bij het geven van eerste hulp. Sarajevo was haar allereerste missie, in een land met een geschiedenis, een cultuur en mensen die ze niet kende: dat zijn veel nieuwe dingen. Toch voelde dat niet zo, zegt ze.
“Ik moest wennen aan het feit dat je continu je wapen bij je moest hebben.”
"Ik werkte met mensen uit verschillende landen: Amerikanen, Engelsen, Fransen, Italianen, Canadezen, Belgen, Turken. Uiteindelijk zit je daar allemaal voor hetzelfde doel. Ik had het geluk dat ik al internationaal werk deed, dus voor mij was het niet vreemd om met andere nationaliteiten te werken. Als je in dienst bent heb je toch ieder je eigen taak. Dat ging allemaal vanzelfsprekend. Wel moest ik wennen aan het feit dat je continu je wapen bij je moest hebben. Je hebt je uzi 24 uur per dag bij je. Zélfs op de wc.” Alleen op het terrein waar ze gestationeerd was mocht het geweer in de kast. "Buiten moest je hem altijd bij je hebben. En je mocht nooit alleen van het terrein af, dat moest altijd in paren, met een buddy.”
"Je zit ook in een echte mannenwereld als vrouw. Je leert dat je heel sterk moet zijn. Je mag niet onderdoen voor de mannen.” Weerwoord geven, dus ook. "Eens moest ik een Duitse officier ergens heen brengen," illustreert Debby. "Hij wilde in Sarajevo over de trambaan rijden, maar die was nog niet helemaal ontmijnd. Ik zei: ‘Dat doe ik niet, ik wil niet doodgaan.’ Hij vroeg: ‘Weiger je nu een order?’ ‘Nee,’ zei ik. ‘Ik negeer geen order, ik zorg voor onze veiligheid.' Op dat moment zie ik iemand niet als meerdere, omdat het om mijn en zijn eigen veiligheid gaat. De leiding heeft niet altijd gelijk. Ik zei: ‘Als jij over die trambaan wilt rijden zijn hier autosleutels. Ga zelf maar."
"Je zit ook in een echte mannenwereld als vrouw. Je leert dat je heel sterk moet zijn. Je mag niet onderdoen voor de mannen.” Weerwoord geven, dus ook. "Eens moest ik een Duitse officier ergens heen brengen," illustreert Debby. "Hij wilde in Sarajevo over de trambaan rijden, maar die was nog niet helemaal ontmijnd. Ik zei: ‘Dat doe ik niet, ik wil niet doodgaan.’ Hij vroeg: ‘Weiger je nu een order?’ ‘Nee,’ zei ik. ‘Ik negeer geen order, ik zorg voor onze veiligheid.' Op dat moment zie ik iemand niet als meerdere, omdat het om mijn en zijn eigen veiligheid gaat. De leiding heeft niet altijd gelijk. Ik zei: ‘Als jij over die trambaan wilt rijden zijn hier autosleutels. Ga zelf maar."
Het zat in de genen
Debby was 17 toen ze bij het leger ging - bij de luchtmacht. Vrij jong. “Ik wist van kleins af aan eigenlijk al dat ik dat wilde.” Haar stiefvader zat in dienst, en haar beide grootvaders - een van Indische afkomst, een van Nederlandse origine - ook. "Mijn Nederlandse opa heeft in WOII gevochten op de afsluitdijk, in Friesland. Daar heeft hij nooit wat over verteld, tot zijn laatste levensjaar. Mijn Indische opa, die ik nooit heb gekend, was een KNIL-soldaat. Het leger zat me dus in de genen denk ik.”
Wat de aantrekkingskracht van het leger nu preciés was, kan Debby moeilijk onder woorden brengen. "Ik ben nooit echt een meisje-meisje geweest. Ik vond het altijd wel leuk om dingen te doen die anderen niet deden. Mijn ouders hadden na mijn LEAO niet het geld om mij verder te laten studeren, dus ik moest studiegeld lenen. Dat wilde ik niet. Ik was toen zestien. Net oud genoeg. In dienst werd je opleiding door defensie betaald. Dat was eigenlijk mijn eerste reden. Ik heb mijn MEAO in de avonduren gedaan tijdens mijn diensttijd.”
Debby was 17 toen ze bij het leger ging - bij de luchtmacht. Vrij jong. “Ik wist van kleins af aan eigenlijk al dat ik dat wilde.” Haar stiefvader zat in dienst, en haar beide grootvaders - een van Indische afkomst, een van Nederlandse origine - ook. "Mijn Nederlandse opa heeft in WOII gevochten op de afsluitdijk, in Friesland. Daar heeft hij nooit wat over verteld, tot zijn laatste levensjaar. Mijn Indische opa, die ik nooit heb gekend, was een KNIL-soldaat. Het leger zat me dus in de genen denk ik.”
Wat de aantrekkingskracht van het leger nu preciés was, kan Debby moeilijk onder woorden brengen. "Ik ben nooit echt een meisje-meisje geweest. Ik vond het altijd wel leuk om dingen te doen die anderen niet deden. Mijn ouders hadden na mijn LEAO niet het geld om mij verder te laten studeren, dus ik moest studiegeld lenen. Dat wilde ik niet. Ik was toen zestien. Net oud genoeg. In dienst werd je opleiding door defensie betaald. Dat was eigenlijk mijn eerste reden. Ik heb mijn MEAO in de avonduren gedaan tijdens mijn diensttijd.”
“Het enige dat ik nog weet is dat ik tegen mijn opvolgster zei: laad je geweer door,
want ik weet niet hoe dit gaat aflopen.”
Tijdgaten
Over haar ervaringen in Sarajevo, haar eerste en enige missie, sprak Debby lang niet. Nu ze dat wel doet, kan ze nog steeds niet alles vertellen. Dat is overmacht. Sommige zaken herinnert ze zich namelijk niet. Zo werkt het geheugen: de meest traumatische gebeurtenissen vallen eruit. Er zijn tijdgaten, vertelt ze. Zo’n drie weken voor het einde van haar missie ontstond een van die tijdgaten. "Wij brachten post naar de strijdende partijen," vertelt Debby. "Ook naar de Serviërs. Hun hoofdkwartier zat in Pale, in hotel Panorama. Je moest daarvoor een heel smal bergpad op. Er kon maar één auto tegelijk op, en je kon niet keren. We hadden geen mobiele telefoons en we zaten midden in de bergen, dus onze walkie talkies en radio deden het ook niet. Bovenaan het pad was een slagboom, daar kon je het kamp oprijden en draaien. Dat deden we elke week, dat was nooit een probleem.”
Over haar ervaringen in Sarajevo, haar eerste en enige missie, sprak Debby lang niet. Nu ze dat wel doet, kan ze nog steeds niet alles vertellen. Dat is overmacht. Sommige zaken herinnert ze zich namelijk niet. Zo werkt het geheugen: de meest traumatische gebeurtenissen vallen eruit. Er zijn tijdgaten, vertelt ze. Zo’n drie weken voor het einde van haar missie ontstond een van die tijdgaten. "Wij brachten post naar de strijdende partijen," vertelt Debby. "Ook naar de Serviërs. Hun hoofdkwartier zat in Pale, in hotel Panorama. Je moest daarvoor een heel smal bergpad op. Er kon maar één auto tegelijk op, en je kon niet keren. We hadden geen mobiele telefoons en we zaten midden in de bergen, dus onze walkie talkies en radio deden het ook niet. Bovenaan het pad was een slagboom, daar kon je het kamp oprijden en draaien. Dat deden we elke week, dat was nooit een probleem.”
"Die dag was ik mijn opvolgster aan het inwerken. Op het moment dat ik het kamp opreed was het al anders dan anders. Op het moment dat ik draaide deed een jongen de slagboom omlaag en zag ik mensen uit het gebouw rennen. Het enige dat ik nog weet is dat ik tegen mijn opvolgster zei: ‘Laad je geweer door, want ik weet niet hoe dit gaat aflopen. En doe de deur op slot.’ In de achteruitkijkspiegel zag ik een man op ons afhollen met een hele gemene lach. Daarna ben ik het kwijt, tot aan het moment dat ik weer terug ben in Sarajevo.”
Van haar opvolgster weet ze ongeveer wat er tussen die twee momenten is gebeurd. Dat de Serviërs om de wagen heen stonden en gingen dreigen. Dat ze de twee vrouwen uiteindelijk toch lieten gaan. Hoe lang dat duurde, daarvan heeft Debby nog altijd geen idee. "Wat ze wilden? Niks, het was pure intimidatie.”
Pas jaren later kwamen de trauma’s uit die tijd boven. Acht jaar geleden, om precies te zijn, toen Debby een burn-out kreeg tijdens haar baan als logistiek planner - een baan die ze nu nog steeds heeft. "De dokter zei: ‘Debby, volgens mij heb jij niet alleen last van je burn-out. Volgens mij heb jij last van je uitzending.’ Als je terugkomt blijf je op de een of andere manier in die overlevingsdrang zitten. En dan ontken je eigenlijk alle symptomen die erop wijzen dat het niet goed gaat met je. Mijn dochter was twee toen, en ik ben blij dat het is gebeurd toen zij jong was: ze heeft er niks van gemerkt.” Met EMDR-therapie kreeg Debby veel herinneringen aan haar missietijd terug. Maar niet alles. "Dat is heel frustrerend, vooral in het begin. Nu denk ik: het is zo. Het is gebeurd, je kunt het ook niet veranderen.”
Work hard, party harder
In de 16 jaar van haar missie tot haar burn-out had Debby ieder mogelijk trauma weg weten te drukken. "Ik dronk best veel, mijn slogan was: work hard, party harder. Dan weet je ongeveer hoe ik leefde voordat ik mijn dochter kreeg”, vertelt ze. "En in de logistiek werk je gewoon heel veel. Werkweken van zeventig tot tachtig uur waren niks. Als ik dan thuiskwam ging ik me omkleden en meteen met vriendinnen ergens heen. Je hebt het idee dat je altijd bezig wilt zijn. Ik was erg hyper, altijd druk. Altijd maar doorgaan, dat is wel een karaktertrek van me. Je leert dat ook als militair. Ik was 17 toen ik in dienst ging, je hersenen zijn dan nog niet helemaal ontwikkeld. Dat is een hele vormende periode geweest. Ik ben echt opgegroeid in dienst. Maar ik heb die mentaliteit ook van huis uit meegekregen. Stoppen is geen optie. Het leven gaat toch door. Ik was ook heel gedreven, wilde niet onderdoen voor anderen. Dat had ik denk ik al van kleins af aan. Ik ben erg perfectionistisch. Tot het irritante toe. Dat heb ik echt moeten afleren. Ik kon nooit rustig op de bank gaan zitten en film kijken of een boekje lezen.”
Juist die prestatiedrang en dat perfectionisme droegen bij aan Debby's burn-out. Voortekenen waren er al lang, lang daarvoor. Zelfs tíjdens haar missie al. "Een keer had ik een weekendje vrij, we konden naar Dubrovnik. Maar ik heb vooral heel veel geslapen, dat weekend. Ik was zo moe, blijkbaar. Dat is tekenend, want toen ik terugkwam van uitzending heb ik volgens mij zelfs een week lang geslapen, vanaf het moment dat ik het vliegtuig in stapte. Mijn moeder heeft me uiteindelijke ergens midden in die week gebeld van: zou je niet eens opstaan en wat gaan eten?”
Van haar opvolgster weet ze ongeveer wat er tussen die twee momenten is gebeurd. Dat de Serviërs om de wagen heen stonden en gingen dreigen. Dat ze de twee vrouwen uiteindelijk toch lieten gaan. Hoe lang dat duurde, daarvan heeft Debby nog altijd geen idee. "Wat ze wilden? Niks, het was pure intimidatie.”
Pas jaren later kwamen de trauma’s uit die tijd boven. Acht jaar geleden, om precies te zijn, toen Debby een burn-out kreeg tijdens haar baan als logistiek planner - een baan die ze nu nog steeds heeft. "De dokter zei: ‘Debby, volgens mij heb jij niet alleen last van je burn-out. Volgens mij heb jij last van je uitzending.’ Als je terugkomt blijf je op de een of andere manier in die overlevingsdrang zitten. En dan ontken je eigenlijk alle symptomen die erop wijzen dat het niet goed gaat met je. Mijn dochter was twee toen, en ik ben blij dat het is gebeurd toen zij jong was: ze heeft er niks van gemerkt.” Met EMDR-therapie kreeg Debby veel herinneringen aan haar missietijd terug. Maar niet alles. "Dat is heel frustrerend, vooral in het begin. Nu denk ik: het is zo. Het is gebeurd, je kunt het ook niet veranderen.”
Work hard, party harder
In de 16 jaar van haar missie tot haar burn-out had Debby ieder mogelijk trauma weg weten te drukken. "Ik dronk best veel, mijn slogan was: work hard, party harder. Dan weet je ongeveer hoe ik leefde voordat ik mijn dochter kreeg”, vertelt ze. "En in de logistiek werk je gewoon heel veel. Werkweken van zeventig tot tachtig uur waren niks. Als ik dan thuiskwam ging ik me omkleden en meteen met vriendinnen ergens heen. Je hebt het idee dat je altijd bezig wilt zijn. Ik was erg hyper, altijd druk. Altijd maar doorgaan, dat is wel een karaktertrek van me. Je leert dat ook als militair. Ik was 17 toen ik in dienst ging, je hersenen zijn dan nog niet helemaal ontwikkeld. Dat is een hele vormende periode geweest. Ik ben echt opgegroeid in dienst. Maar ik heb die mentaliteit ook van huis uit meegekregen. Stoppen is geen optie. Het leven gaat toch door. Ik was ook heel gedreven, wilde niet onderdoen voor anderen. Dat had ik denk ik al van kleins af aan. Ik ben erg perfectionistisch. Tot het irritante toe. Dat heb ik echt moeten afleren. Ik kon nooit rustig op de bank gaan zitten en film kijken of een boekje lezen.”
Juist die prestatiedrang en dat perfectionisme droegen bij aan Debby's burn-out. Voortekenen waren er al lang, lang daarvoor. Zelfs tíjdens haar missie al. "Een keer had ik een weekendje vrij, we konden naar Dubrovnik. Maar ik heb vooral heel veel geslapen, dat weekend. Ik was zo moe, blijkbaar. Dat is tekenend, want toen ik terugkwam van uitzending heb ik volgens mij zelfs een week lang geslapen, vanaf het moment dat ik het vliegtuig in stapte. Mijn moeder heeft me uiteindelijke ergens midden in die week gebeld van: zou je niet eens opstaan en wat gaan eten?”
“Toen ik terugkwam van uitzending heb ik volgens mij een week lang geslapen.”
Toch zou Debby het zo wéér doen zegt ze, op missie gaan. Alles over doen. "Ik had het niet willen missen. Het is deel van mijn leven, ik ben geworden wie ik ben door mijn ervaringen. Ik weet niet of ik alles zo zou doen, maar als ik mijn dochter niet had zou ik weer gaan. Ook met wat ik heb meegemaakt. Ik heb geleerd dat ik blij kan zijn met de kleine dingen die ik heb. En dat je van je leven maakt wat je zelf wil. Je hebt niet alles wat gebeurt in de hand, maar je moet proberen het positieve eruit te halen.” Zoals de sterke kameraadschap dat de missie haar opleverde. "Ik heb nu nog steeds contact met een meisje dat ik daar heb leren kennen. Ik draaide toen nachtdiensten. Rond elf, twaalf uur ’s morgens, als ik weer wakker was, kwam ze naar mijn kamer: ‘Hey Debby, ready for a cup of coffee?’ Dan gingen we de stad in. Ik denk dat bijna voor alle militairen geldt: een blik, een woord is genoeg.”
Verhalen
Debby vindt het belangrijk dat missieverhalen zoals het hare gedeeld worden, hoe moeilijk dat soms ook is. Want onbekend maakt onbemind: "Het leger wordt misschien wel ondergewaardeerd. Niet bewust, ik denk dat mensen het gewoon niet weten.” De kennis van missies is niet altijd even groot, bedoelt Debby. Ze illustreert: "Toen enkele maanden geleden de docu over Dutchbat 3 vertoond werd kwamen mensen ineens op me af van: ik wist dat niet. Dat geldt ook voor andere missies, zoals Libanon, Rwanda en Sinaï. Die verhalen móeten verteld worden.” Waarom? "De jongeren van deze tijd hebben gelukkig nooit iets meegemaakt. Maar vrede is niet vanzelfsprekend. Dat zie je aan de Tweede Wereldoorlog, aan Afghanistan, aan terroristische aanslagen. Leer daarvan, wil ik zeggen. Als er elders iets gebeurt, kan zich dat altijd uitbreiden en ook hier gebeuren.”
Verhalen
Debby vindt het belangrijk dat missieverhalen zoals het hare gedeeld worden, hoe moeilijk dat soms ook is. Want onbekend maakt onbemind: "Het leger wordt misschien wel ondergewaardeerd. Niet bewust, ik denk dat mensen het gewoon niet weten.” De kennis van missies is niet altijd even groot, bedoelt Debby. Ze illustreert: "Toen enkele maanden geleden de docu over Dutchbat 3 vertoond werd kwamen mensen ineens op me af van: ik wist dat niet. Dat geldt ook voor andere missies, zoals Libanon, Rwanda en Sinaï. Die verhalen móeten verteld worden.” Waarom? "De jongeren van deze tijd hebben gelukkig nooit iets meegemaakt. Maar vrede is niet vanzelfsprekend. Dat zie je aan de Tweede Wereldoorlog, aan Afghanistan, aan terroristische aanslagen. Leer daarvan, wil ik zeggen. Als er elders iets gebeurt, kan zich dat altijd uitbreiden en ook hier gebeuren.”
Persoonlijk

Naam: Debby Werry
Geboren: 1971
Woont in: Brunssum
Komt uit: Heerlen
Missie: Bosnië IFOR 1 1996, april - augustus
Woont samen met: vriend en dochter
Werkt nu: ls logistiek planner
Verder: “Ik doe mee aan HVV om een nalatenschap te hebben voor mijn dochter. Om haar te laten zien en begrijpen waarom mama soms zo raar reageert. En om begrip te creëren rondom het feit dat vrijheid niet zo vanzelfsprekend is”.
Geboren: 1971
Woont in: Brunssum
Komt uit: Heerlen
Missie: Bosnië IFOR 1 1996, april - augustus
Woont samen met: vriend en dochter
Werkt nu: ls logistiek planner
Verder: “Ik doe mee aan HVV om een nalatenschap te hebben voor mijn dochter. Om haar te laten zien en begrijpen waarom mama soms zo raar reageert. En om begrip te creëren rondom het feit dat vrijheid niet zo vanzelfsprekend is”.